Citroentje met suiker

De morele dilemma’s omtrent drankgebruik in de ouderenzorg
Mag iemand zijn borreltje blijven drinken, ook al is hij dementerend? En wat mogen we nou eigenlijk verwachten van familie wanneer we het hebben over drankgebruik in de ouderenzorg? Wat moet kunnen en wat niet? Wat vind jíj goede, persoonsgerichte zorg? In deze sessie gaan Elleke Landeweer (ethicus en onderzoeker bij UNO-UMCG) en Nina Hovenga (onderzoeker, ethicus en netwerkmanager bij UNO-UMCG) dieper in op de morele opvattingen omtrent borreltjes in verpleeghuizen, maar ook op de verschillende belangen die gaan meespelen.

“In de ouderenzorg zijn onlangs tien geboden geformuleerd. Het eerste gebod: Ieder mens is uniek. Iedereen die zorgt verdiept zich in de problemen en klachten van de bewoner en geeft zorg op maat. Zo’n gebod gaat vooral over persoonsgerichte zorg. Hoe stem ik dat af op de bewoner?” zo steekt Nina Hovenga van wal. “Dit eerste gebod is meteen een uitdaging. Eigenlijk hebben we het dan over ethiek: wat is nu het goede om te doen in deze situatie? Vandaag gaan we aan de hand van de casus een ‘Over de streep’-oefening doen.”

De casus
“Het is de bedoeling je in te leven in de situatie,” leidt Hovenga de oefening in. De casus die behandeld gaat worden gaat over een bewoner die al jaren een citroenbrandewijntje drinkt voor het eten. Hij vraagt er niet meer om vanwege zijn dementie, maar krijgt het borreltje elke avond. Zijn zoon koopt die brandewijn, dat vindt hij prettig: zo zorgt hij ook voor zijn vader. Samen drinken ze eens in de week nog een extra glaasje. De vader wordt alleen wat ongeremd door die extra alcohol en hij heeft een medebewoner wel eens een duw gegeven. 
“Vraag je nou de zoon om zijn vader geen tweede borrel meer te geven of doe je dat niet?”
Hovenga nodigt de zaal uit om een letterlijk een kant te kiezen door aan één kant van een streep te gaan staan: de gele kant betekent vragen om geen tweede borrel meer geven en de rode kant betekent niet vragen om geen tweede borrel meer te geven. Na het kiezen van een kant wordt er met de deelnemers het gesprek aangegaan over wat de beweegredenen zijn om waar te gaan staan.

Alledaagse morele dilemma’s
“Wat is nou een dilemma?” neemt Landeweer het verhaal over. “Dat je even niet weet wat wel of niet goed is om te doen. Op een gegeven moment moet er een beslissing genomen worden. Wat je gaat doen levert vaak linksom of rechtsom schade op: je laat iemand drinken en dat is niet goed, of je krijgt een conflict met de bewoner of de zoon. Alledaagse ethiek. Wie in de zorg werkt die weet: er zijn voortdurend dit soort kwesties.” En sommige kwesties zijn zo dwingend dat je er even met anderen voor moet gaan zitten. 

Normen en waarden
“Ik vergelijk morele vraagstukken of een moreel beraad altijd een beetje met de politiek,” vertelt Landeweer. “De ene persoon is wat linkser en de ander wat rechtser. Daarom is het goed om echt met elkaar in gesprek te gaan. Bijvoorbeeld via de BOB: via beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming.” De groep wordt weer aan het werk gezet. De perspectieven van de bewoner zelf, de zoon, de verpleegkundige en medebewoner worden verdeeld. Per tafel wordt er één perspectief besproken. Met twee uitgangspunten: de waarden (wat zou er belangrijk zijn vanuit deze rol?) en normen en regels (wat moet men daarvoor doen in de praktijk?). Na het overleggen wordt er plenair per tafel besproken wat de bevindingen zijn.

Tot slot
“Steeds maken we een individuele afweging,” zo gaat Landeweer verder. “Het is moreel juist dat ik A, B of een alternatief doe?” Ze legt verder uit dat zaken die beginnen met “Omwille van….” te maken hebben met waarden en normen, en dingen juist beginnen met “Ondanks…” iets zeggen over het nadeel van een beslissing. Zo kun je steeds terugkoppelen naar de vraag hoe je morele schade kunt beperken. Want we hebben het nu wel over een borreltje, maar uiteindelijk hebben we iedere dag te maken met dit soort morele dilemma’s

Voeg toe aan selectie