Willen en kunnen: over bewegen in de zorgpraktijk
Er wordt door Leontien Bossink (gedragswetenschapper ’s Heeren Loo en onderzoeker RUG) en Gerdine Douma (onderzoeker RUG) afgetrapt met het vaststellen wie er in de zaal uit de gehandicaptenzorg komt en wie uit de ouderenzorg. Voor de workshop is het namelijk handig als uit beide richtingen mensen aanwezig zijn. Al snel blijkt dat er vooral mensen uit de ouderenzorg aan de workshop deelnemen, en dus schakelen Bossink en Douma razendsnel. Geen probleem. Er kan evengoed veel van elkaar geleerd worden. Dat is immers de basis van de workshop van vandaag.
Kort gezegd is bewegen een fundamenteel recht!
Fundamenteel recht
“Wat is nu eigenlijk het belang van bewegen?” begint Bossink de workshop. Verwerving van motorische vaardigheden, maar ook goed zitten zodat je contact kunt maken, spelen of eten. Als je kunt bewegen heb je ook eigen regie. Natuurlijk is het gezond en vaak is bewegen ook heel erg leuk. “Kort gezegd is bewegen een fundamenteel recht!” Er wordt benadrukt dat het belang van bewegen niet los van de dagelijkse gang van zaken gezien kan worden en dat het goed is om in alle linies bewegen in het dagprogramma te integreren. “Probeer ook creatief te zijn in het verzinnen van manieren waarop iets simpels ook kan worden omgezet tot bewegen.” Zelfs zoiets simpels als meehelpen vegen door een bezem voort te duwen vanuit een rolstoel is al iets dat toegepast kan worden binnen de sector.
Aan de slag
Maar wat doe je nu als je doelgroep helemaal niet goed kán bewegen? Hoe ga je om met de fysieke inactiviteit van je cliënten als de landelijke beweegrichtlijnen niet gehaald kunnen worden? De groep moet aan de slag en met elkaar in groepjes op post-its inventariseren wat nu belemmerende en wat motiverende factoren zijn. Nadien worden de bevindingen met de gehele groep besproken. Wat zijn nu de zaken die meehelpen? Wat blijkt te werken zijn zaken als: aansluiten bij wat de medewerker zelf leuk vindt, aansluiten bij wat de cliënt leuk vindt, eenvoudige hulpmiddelen met goede beschrijvingen gebruiken en goede vrijwilligers in kunnen zetten. Wat belemmerd werkt zijn zaken als: werkdruk, valangst bij cliënt, valangst bij zorgverlener, de stemming op een groep, de inrichting, ziekte, gebrek aan motivatie, kennisgebrek en verkeerde hulpmiddelen.
Van negen tot vijf?
“Vaak worden problemen afgedaan met dat iets te veel tijd kost,” zegt iemand uit de zaal. “Bewegen kost nu eenmaal tijd. Het management moet natuurlijk ook geld beschikbaar stellen om mensen in te huren”. Er wordt instemmend geknikt. “Tip,” sluit Bossink af. “Bij ons op de groep zijn de activiteitenbegeleiders en woonbegeleiders één team. Soms nemen we zelfs elkaars diensten over. Want actief zijn duurt natuurlijk niet maar tot vijf uur iedere dag.”