Schatgraven in eigen tuin
De nadruk ligt op de vlakken: vakinhoudelijke vernieuwing en onderwijskundige vernieuwing. “Daarbij verbetert het zoiets als een practoraat het imago van het mbo,” zegt Scheerens. Waarom een practoraat? “Het waarom zit bij de docent. Kwaliteit van docenten wordt bevorderd. Een onderzoekende houding wordt gestimuleerd, het biedt ruimte voor innovatie en professionalisering, er is een verbinding van onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven, versterkt met regionale accenten.” Daarbij vergroot een practoraat de kennislink tussen scholen.
Vooruitgeschoven pion
Docenten en studenten zijn actief betrokken en er is een concrete koppeling met onderwijs door praktijkgericht onderzoek. Bij practoraten staat de professionalisering van docenten voorop, want de kwaliteit van de docenten wordt verbeterd door het stimuleren van een onderzoekende houding. “Bijvoorbeeld,” zegt Scheerens, “als ik een chirurg ben en ik heb een operatie, dan heb ik een team om me heen dat grotendeels bestaat uit mbo-opgeleide medewerkers. Maar als chirurg wil ik eigenlijk graag vóór die operatie al contact hebben met die mensen. Hoe komt het dat het zo moeilijk is om contact te krijgen met onderwijs? Nou, de opleidingen zijn heel groot, met een manager die zich helemaal niet bezighoudt met de inhoud. Het practoraat fungeert echt als een soort van uitgeschoven pion.”
Motor
Hoe zit zo’n practoraat nu in elkaar? Aan het roer staat de practor: dat is een boegbeeld, een inspirator of een motor. Zij of hij is verantwoordelijk voor kennisontwikkeling en verspreiding. Maar ook voor praktijkgericht onderzoek en de professionalisering van docenten. Er geldt vanuit de stichting geen opleidingseis voor een practor. “Zo is bijvoorbeeld in Den Haag Pierre Wind ook een practor. Dat is echt een motor, iemand die erop uitgaat met de studenten, ze dingen laat ervaren en beleven.” De mbo-instelling is de eigenaar, bij voorkeur met directe afstemming met College van Bestuur. Ook is er een kenniskring van docenten en medewerkers, en ook studenten zijn betrokken: bijvoorbeeld in een ‘living lab’.
Een slag maken
“Ongeacht welke sector: je ben elke dag bezig met wat je je studenten gaat vertellen,” sluit Scheerens af. “Dus je moet zelf veel bezig zijn met wat er gebeurt in de wereld.” Geen theorieontwikkeling dus, maar juist reflecterend en samenwerkend met andere instellingen en het werkveld. “Het is een beetje schatgraven in eigen tuin,” zegt hij. “Er liggen veel kansen. Daarmee zitten we nu wel in de fase dat we een echte slag moeten gaan maken van de beginfase naar de echte implementering van het practoraat binnen het mbo.” Het mbo blijft hoe dan ook vol in beweging