Panel oordeelt over geschiktheid stoppen of starten

RAND/UCLA-onderzoek van Milly van der Ploeg
Milly van der Ploeg, specialist ouderengeneeskunde in opleiding, promoveert in het LUMC op een onderzoek naar de geschiktheid van cardiovasculaire preventieve medicatie bij ouderen. Ze neemt ons mee door haar onderzoek.

Van der Ploeg gebruikte de RAND/UCLA-methode voor haar onderzoek. Dit is een methode die speciaal ontwikkeld is voor klinische problemen waarvoor randomised control trials niet beschikbaar zijn of onvoldoende details bieden om aan te sluiten op de praktijk.

In de RAND/UCLA-methode wordt het oordeel van een panel van zorgprofessionals, gecombineerd met het beschikbare bewijs. Het panel van Van der Ploeg kreeg honderden casussen voorgelegd en gaf een oordeel over de geschiktheid van een bepaald scenario: bijvoorbeeld starten of stoppen met medicatie bij een cliënt met kenmerk A, B en C. De professionals gingen hierover ook met elkaar in gesprek.

Het interessante is dat stoppen met medicatie relatief vaak als onzeker werd beoordeeld

Stoppen is onzeker
“Het interessante is dat stoppen met medicatie relatief vaak als onzeker werd beoordeeld”, zegt Van der Ploeg. “Dat komt doordat hier weinig studies naar zijn gedaan.” Wanneer iemand geen hart- en vaatziekten had, vond het panel starten met medicatie bij ouderen met complexe gezondheidsproblemen in veel gevallen ongeschikt en stoppen relatief vaak geschikt.”

Wanneer iemand wel hart- en vaatzieken had, was de geschiktheid van starten en stoppen — volgens het oordeel van het panel — vooral afhankelijk van de gezondheid en de hoogte van de bloeddruk, bovendien bleven plaatjesremmers vrijwel altijd nodig. Bij blijvende hinderlijke bijwerkingen was het panel van mening dat de voordelen van cholesterolverlagers niet opwogen tegen de nadelen, en oordeelde het panel dat stoppen gepast was. Bij een levensverwachting minder dan een jaar oordeelde het panel ook dat cholesterolverlagers niet nodig zijn. Het panel benadrukte overigens wel dat de uiteindelijke beslissing afhankelijk is van de individuele context van de patiënt.

Van der Ploeg: “Samenvattend kun je zeggen dat voor verpleeghuisbewoners, die in de meeste gevallen zeer complexe gezondheidsproblemen en/of een beperkte levensverwachting hebben, cardiovasculaire preventieve medicatie vaak als ongeschikt werd beoordeeld. Uitzonderingen waren hierbij als de bloeddruk heel erg hoog was, of als plaatjesremmers gegeven werden i.v.m. eerdere hart- en vaatziekte”.

Nieuw instrument
Met de resultaten van haar onderzoek wil Van der Ploeg een instrument ontwikkelen dat professionals kan ondersteunen bij besluitvorming over het al dan niet stoppen of starten van cardiovasculaire preventieve medicatie bij ouderen.

 

Download: Presentatie Milly van der Ploeg

 

 

Voeg toe aan selectie