Echt gezien worden

Gevoel, ervaring, kennis
“Ik begon ooit in 1983 als stagiaire fysiotherapie in een verpleeghuis. Ik vond het een geweldige ervaring, terwijl iedereen zei: dat zijn toch alleen maar ouderen? Dat is toch helemaal niet leuk?” Maar Titus van den Eijnden vond het wél geweldig: het pionieren van die tijd, het samen uitvinden wat goede zorg nu eigenlijk is. Maar ook het contact, het nabij zijn, het waarde hebben. “Waar konden we destijds op terugvallen?” gaat Van den Eijnden verder. “Nou, op Hersenschimmen van Bernlef en dat was het wel zo’n beetje.” 


Als je meer wilde weten moest je naar een universiteit in Utrecht. Woonde je als Van den Eijnden in het oosten van het land en dan was het een flinke trip. “Voor de jongeren: internet bestond toen nog niet,” gaat hij verder. “En had je collega’s? Die waren dan net zo oud als je zelf was! Het was een nieuw vak. Toen ik begon waren er geen psychologen in het verpleeghuis. Ik werkte in een onontgonnen gebied van hoe je de dingen zou moeten doen.”

De kinderschoenen
“In de PG-zorg werkte men eerst via de ROT (de Realiteit Oriëntatie Therapie). Dat werkte zo: als je cliënt zei ‘Ik wil naar mijn moeder.’ Dan antwoordde je met ‘Dat gaat niet, want die is dood.’ Daarna kwam gelukkig het tijdperk van Validation en zo ontwikkelden we ons verder.” Om uit te komen bij de academische werkplaatsen: “Dit leidde allemaal tot ervaren schoenen! Evidence based is een jeukwoord, maar toch erg belangrijk! Het scheelt tijd. Maar als we dieper gaan, fundamenteler willen kijken kom je toch gauw weer uit bij promotieonderzoeken. Dan kun je je afvragen wat wij ermee kunnen op de werkvloer. Wat het mensgerichte is in de academische werkplaats.” Dus moet er op zoek gegaan worden naar de menselijke maat in de proefschriften. Hoe kom je aan zorg? Hoe ervaren mensen dat?”

De dagdagelijkse praktijk
Al die onderzoeken komen in principe vanuit de dagdagelijkse praktijk. De onderwerpen zijn van belang, maar het is ook belangrijk dat er iets mee gedaan wordt. “Vandaag gaat het ook over de Academische Werkplaats Leven met een verstandelijke beperking,” sluit Van den Eijnden af. “Mijn zoon is een jongeman met een beperking. Waar hij de helft van de week woont is verbonden met die werkgroep. Merken we daar iets van in de dagelijkse praktijk? Nee. Maar daar gaat het ook niet om. Het gaat erom dat hij écht gezien wordt. En dat gun ik hem.”

Voeg toe aan selectie