Workshop Teun Toebes: Op de werkvloer

Alleen kun je niet zorgen

“Wie werkt er in een verpleeghuis?” vraagt Teun Toebes bij aanvang aan de groep. Er wordt besproken wie waar werkt. “Mooi vak, hè?” zegt Toebes. Iedereen knikt. Dan vraagt hij: “Wie kan zich de eerste keer herinneren dat je een verpleeghuis binnenliep?” Mensen lachen. “Ik dacht: Fuck, hoe kom ik hier weg? Wie had diezelfde gedachte?”“Die taal hadden we toen nog niet!” vult een workshopdeelnemer aan. De toon is gezet.

Teun Toebes is twintig en wordt in het verpleeghuis ‘de krullenbol’ genoemd. Binnen zijn stichting ‘sTeun en toeverlaat’ zet hij zich op eigentijdse manier in voor de maatschappij. En niet zonder resultaat. In 2018 won hij de Anneke van der Plaats-aanmoedigingsprijs en onlangs de George Maduro Prijs. In deze workshop neemt hij zeer interactief de deelnemers mee in zijn ervaringen en belevingen in de zorg.

Wat hebben mensen met dementie nodig? Dat je wordt gezien als mens!

Warm welkom
“Ik wilde altijd ambulanceverpleegkundige worden. Levens redden. Maar toen kwam ik voor een verplichte stage in een verpleeghuis. Ik zag daar erg tegenop.” Ook Toebes had last van het beeld dat veel jongeren nu nog hebben: dat het er warm is en stinkt en dat het er vreselijk is. “En dat is ook niet gek,” zegt Toebes. “Ik had één les gehad over mensen met dementie, op school.” Maar uiteindelijk voelde het als een warm welkom. Daarna besloot hij in het werkveld te blijven werken en ging hij video’s maken voor zijn medestudenten. “Wat hebben mensen met dementie nodig? Dat je wordt gezien als mens!” Zijn stichting organiseert geluksmomenten voor ouderen en daar maakt Toebes video’s van. Zo brengt hij jongeren op een positieve manier in contact met ouderenzorg.

Voelen
Toebes gaat verder met een oefening. “Teken bij de buurman of buurvrouw op de rug wat je vroeger had willen worden.” Na de oefening wordt er gepraat over wat iedereen ervoer. En waar draaide het nu om? “Om voelen!” Maar de oefening gaat verder: wie herkent dat er erg weinig naar het verleden wordt gevraagd? Toebes vertelt over René, die zijn hele leven als conducteur heeft gewerkt. Toen hij René met een tussentijd van een jaar weer zag, schrok hij: “Ik trof hem kwijlend aan, in een zweedse band en hij sprak alleen nog maar in het Limburgs, terwijl hij voorheen vier talen sprak. Hij was al bediend, dus zou komen te overlijden. Ik heb veertig uur moeten praten en organiseren, verantwoorden om dit gedaan te krijgen.” Toebes start een filmpje in en geeft de groep mee om vooral te letten op het verschil in blik aan het begin en aan het einde van de film.

 

“TERUG NAAR HET VAK 1 conducteur René (88) en zijn dochter Margaret”

“Twee weken laten is René overleden, en vier dagen voor hij overleed, zat ik naast hem, wreef hij over mijn arm en brabbelde hij wat in het Limburgs. Ik had echt het gevoel dat hij het waardeerde wat we hebben gedaan. En wie herkent die positieve blik aan het einde van het filmpje uit de eigen beroepspraktijk? Da’s toch waarom je in de zorg zit?” Er wordt geknikt.

De kern is vertrouwen
De volgende oefening begint. Drie vrijwilligers moeten hun ogen sluiten en een hand recht vooruit steken. Drie andere vrijwilligers lopen naar die hand, pakken de hand en sluiten ook hun ogen. “Oké, en dan gaan jullie rustig samen bewegen op Come away with me van Norah Jones.” Na een minuut tikt hij van elk duo één iemand aan: “Als ik je aantik mag je de ogen opendoen.” Hij laat een briefje lezen met een instructie. Er wordt door drie van plek gewisseld. Daarna wordt er weer gedanst.
“Ik had net een andere hand!” roept één van de duo’s nadat alle ogen weer open mogen. “En wat is nu de kern van deze oefening?” vraagt Toebes.

De zaal is het er snel over eens dat het gaat om overgave, je durven overgeven en vertrouwen. “De kern is vertrouwen,” vult Toebes aan. “Alleen kun je niet zorgen! Als je menswaardig wil organiseren en dus stel: iemand herkent je niet, dan moet diegene zich echt steeds overgeven. En moet er een enorm vertrouwen zijn.”

Voeg toe aan selectie