‘Het gaat om wederzijds vertrouwen’
Theo van Uum vertelt eerst heel kort iets over zichzelf. Hij is Achterhoeker en studeerde economie. Hij wilde bij de overheid werken en kwam bij VWS terecht. Dat is nu 25 jaar geleden. Tal van ministers en staatssecretarissen zag hij voorbij komen. Een leuke bijkomstigheid aan zijn werk, zegt hij want “nieuwe bewindslieden houden je scherp.”
Wat hem binnen de Langdurige Zorg, de ouderenzorg en gehandicaptenzorg opvalt? De betrokkenheid. “Die vind ik echt opvallend. De intrinsieke motivatie is binnen VWS dominant. Vaak hebben medewerkers zelf een ouder of kind in de langdurige zorg.” Verschillen binnen de sector ziet hij ook maar bij iedere organisatie ziet hij een drive om het beter te maken voor de cliënt. “Alleen is het ene huis bezig met iets kleins, terwijl dat in een andere met hele grote veranderingen gepaard gaat.”
‘Huizen’ leren volgens Van Uum ook steeds meer van elkaar. Is hij tevreden op dit moment? “Ik ben tevreden, maar de actoren moeten geen losse bollen blijven die apart van elkaar opereren.” De implementatie van kennis kan nog beter, stelt hij. “Laatst was ik op een internationaal congres over dementie. Daar hoorde ik dat er van de wetenschappelijke nieuwe kennis rondom dementie slechts 5% bij de betrokkenen terechtkomt. Schokkend.” “Wat vindt u parameters van tevredenheid?’, vraagt workshopleider Jos Schols. “Klanttevredenheid en medewerkerstevredenheid. Daar gaat het uiteindelijk om.”
De zaal krijgt de microfoon. Een huisarts vraagt hoe onderzoekers beter beloond kunnen worden dan hen alleen te laten publiceren. Onderzoekster Marjolein den Ouden vindt dat er vooral in de selectie van kennis winst valt te behalen. “We ontwikkelen inmiddels zoveel tools, dat het belangrijk is om de belangrijkste voor een bepaalde sector al van tevoren te selecteren. De zaal en Theo van Uum zijn het erover eens: de winst van alle nieuwe kennis zit niet in de publicatie, die natuurlijk ook van belang is, maar vooral in de praktische toepassing ervan.
Marjolein den Ouden: “Die trechter van kennis moet gereguleerd. Eigenlijk zou er voor elke zorgsector een top tien moeten komen waaruit blijkt: deze kennis is bruikbaar in jouw situatie.” Van Uum zegt dat resultaten ook beter vindbaar moeten zijn. “Soms moet ik resultaten afzonderlijk opzoeken en blijf ik maar doorklikken.”
Een 82-jarige meneer, die vroeger mantelzorger was, krijgt de microfoon. Hij zegt dat hij weet dat iedereen zijn ‘stinkende best’ doet, maar dat er voor zijn doelgroep, de ouderen, toch nog te weinig gebeurt. Er zouden ‘killerapp’s’ moeten komen, vindt hij, een Uber voor de zorg bijvoorbeeld, om de belasting van zorgprofessionals en mantelzorgers te verlichten. De informele zorg moet meer betrokken worden, zogezegd. Van Uum reageert: “De noodzaak om het anders te gaan doen, is er inderdaad zeker. We moeten out of the box gaan denken, anders redden we het niet. Sociale innovatie hoort daar ook bij.” Een vrouw die al 20 jaar als vrijwilliger binnen de zorg werkt, en veel overlegt, vindt dat er interdepartementaal gekeken moet worden. Van Uum: “Ik ben het hartgrondig met u eens. De samenwerking kan veel beter.”
Een adviseur Zorg en Welzijn deelt haar zorgen. “Veel kennis landt niet. Ik zou een week lang alleen maar nieuwe kennis kunnen opdoen. Het is too much. Maar er is een andere kwestie waar ik mee rondloop. Ik kom in veel verpleeghuizen. Daar is het vaak niet de vraag ‘hoe is het voor oma?’ maar ‘zou ik mijn moeder hier brengen?’ en dan zegt 90% van de zorgmedewerkers nee. Dat is schokkend. We investeerden 2,1 miljard euro, en we kunnen geld blijven pompen maar waar zijn we nou mee bezig? Zouden we niet veel meer moeten experimenteren met pilots en de nadruk moeten leggen op de verbinding van de gehele keten met elkaar, de verbetering van het sociaal domein, de verbinding met de wijk, en de besteding van middelen? Sorry, het is een lange vraag.” De zaal applaudisseert.
Van Uum: ‘We zijn er nog niet. We hebben inderdaad meer ruimte nodig voor pilots. Maar ik kan eerlijk gezegd alleen maar onderschrijven wat u vraagt.”
“Wat zou u willen?”, vraagt Jos Schols aan de adviseur. Ze antwoordt: “Sommige huizen hebben het geld niet nodig, daar gaat het ook goed mee. En waar het niet goed gaat, zie ik het met geld niet beter gaan. Er is een ziekenhuis in Nederland met het motto ‘gewoon lief zijn’. Vraag eens aan de bewoners en familie wat ze willen, kijk eens in die huiskamer. Misschien moeten we minder naar de zorg zelf kijken maar meer naar welzijn. Draai muziek en ga dansen, zoiets.” Theo van Uum knikt instemmend. “Ik proef vandaag toch nog een beetje wantrouwen. Misschien komt dat door de manier hoe we het geld hebben weggezet en door de regels. Ik zou het mooi vinden als we een stap kunnen zetten naar meer wederzijds vertrouwen.”